Open Camera
.
Open de lensafsluiting om de camera te activeren. Als u de hoofdcamera wilt activeren terwijl de lensafsluiting al geopend is en de camera op de achtergrond actief is, houdt u de opnametoets ingedrukt.Houd de opnametoets ingedrukt om de camera te activeren.
Als de camera in de videomodus staat, selecteert u Naar afbeeldingsmodus op de werkbalk.
Als de camera in de videomodus staat, selecteert u Uitgebr. werkbalk weergvn > Afbld.modus op de werkbalk.
Selecteer Opties > Instellingen en maak een keuze uit de volgende opties:
- Afbeeldingskwaliteit — De kwaliteit voor vastgelegde afbeeldingen instellen. Voor afbeeldingen van een hogere kwaliteit is meer geheugen nodig, waardoor u minder afbeeldingen kunt vastleggen.
- GPS-info weergeven — Tijdens het vastleggen van afbeeldingen de locatiegegevens opslaan. De positiebepaling kan enige tijd duren, of er zijn mogelijk geen positiegegevens beschikbaar.
- Opgenomen afb. weerg. — De vastgelegde afbeelding weergeven. Selecteer Nee als u direct na elkaar meerdere foto's wilt maken. De foto's worden niet weergegeven en de camera kan direct weer worden gebruikt.
- Standrd.naam afbeeldng — Definieer de standaardnaam voor opgenomen afbeeldingen.
- Opnametoon — Het geluid selecteren dat moet worden afgespeeld wanneer u een foto maakt.
- Afb. automatisch draaien — Nadat de foto is gemaakt, de afbeelding automatisch draaien in de afbeeldingsviewer.
- Gebruikt geheugen — Opgeven waar u vastgelegde afbeeldingen of opgenomen videoclips wilt opslaan.
- Camera-instell. herstellen — De standaardinstellingen van de camera herstellen.
De beschikbare opties kunnen verschillen.